Een goede binnenmuurverf heeft zijn prijs, want deze heeft eigenschappen die absoluut noodzakelijk zijn om het product goed te kunnen verwerken en het gewenste eindresultaat te kunnen bereiken. Maar wat bepaalt de kwaliteit van verf nu precies?
Zoals voor bijna alle producten die in de bouw worden gebruikt, bestaat er ook voor watergedragen (muur)verf voor wanden en plafonds een norm waarin de belangrijkste kwaliteitscriteria zijn vastgelegd. In dit geval is dat de DIN EN 13 300. Eén van de eigenschappen die in deze norm worden gedefinieerd, is de schrobvastheid.
Deze geeft aan in hoeverre een product bestand is tegen mechanische slijtage zoals deze bijvoorbeeld optreedt bij het reinigen van het oppervlak. Er is een verdeling in vijf klassen. Klasse 1 heeft de hoogste schrobvastheid en klasse 5 de geringste. Een hoge schrobvastheid is vooral belangrijk, wanneer het oppervlak blootstaat aan sterke vervuiling, bijvoorbeeld in keukens of kinderkamers, in gangen met lambrisering e.d. Bij de aankoop van muur- of plafondverf voor binnenshuis moet er dus rekening mee worden gehouden aan welke belasting de verf na het aanbrengen wordt blootgesteld.
De schrobvastheid wordt bepaald met een schuurspons die wordt opgespannen in een testapparaat en vervolgens een bepaald aantal keren heen en weer wordt bewogen over een proefvlak. Daarna wordt het monster gewogen en wordt uit het gewichtsverlies de afname van de laagdikte berekend. Wanneer deze na 200 heen- en weergaande bewegingen van de schuurspons geringer is dan 5 micrometer (= 0,001 mm), heeft het afwerkmateriaal een schrobvastheid klasse 1. Voor klasse 2 moet de afname van de deklaagdikte tussen 5 en 20 micrometer liggen. Een afwerkmateriaal waarvan de laagdikte bij slechts 40 heen- en weergaande bewegingen afneemt met meer dan 70 micrometer, wordt ingedeeld in klasse 5.